Nop Maas: Seks!… In de negentiende eeuw

De Victoriaanse tijd staat nog steeds bekend als de meest preutse uit de geschiedenis; een periode – zo wil het cliché – waarin zelfs stoelpoten werden gedecoreerd met een lapje stof om maar elke frivole gedachte uit te bannen.

Zelfs een op alle fronten vrijgevochten geest als Lodewijk van Deyssel onderhield een moeizame relatie met alles wat zich onder de navel afspeelt. In een speciaal dagboek – hij hield er vele bij: een omgangsdagboek, een stoelgangsdagboek, een stemmingsdagboek – deed hij verslag van zijn worsteling met zijn vermeende verslaving aan onanie. Hij ontwierp zelfs een eenvoudig apparaatje met behulp waarvan hij meende zijn dwangmatige behoefte tot masturbatie te kunnen overwinnen.

Tegelijkertijd wist Van Deyssel in 1887 de literaire goegemeente tegen zich in het harnas te jagen door in zijn roman Een liefde de heldin uitgebreid aan haar gerief te laten komen. Nederland was te klein, maar de geest was uit de fles, hoewel het nog wel even zou duren voordat er vrijelijk gevrijd werd in de Nederlandse letteren.

Maar dit is slechts de officiële zijde van de laat-negentiende-eeuwse Januskop. Seks en lust zijn van alle tijden, evenals de vrijmoedige boekstaving ervan. Bovendien is er onder historici een tendens te bespeuren om steeds meer de sexy kant van de negentiende eeuw te benadrukken. Hiervan getuigen onder andere de studies van Peter Gay (Schnitzler’s Century), Graham Robb (Strangers – Homosexual Love in the 19th Century) en hier in Nederland Het intieme burgerleven. Huishouden, huwelijk en gezin in de lange 19e eeuw van Pieter Stokvis.

Literatuurhistoricus en Gerard Reve-biograaf Nop Maas verzamelde op zijn beurt enkele eerder door hem gepubliceerde artikelen over de lichtzinnige kant van ons fin de siècle. In het lezenswaardige en met onderkoelde humor geschreven boek Seks!… In de negentiende eeuw laat Maas de Schone Letteren echter goeddeels voor wat ze zijn en gidst de lezer naar wat er onder de toonbank aan wufte lectuur te vinden was. Dat blijkt – wie is er écht verbaasd over? – heel wat. Als je maar wist waar je moest zoeken.

Zo blijkt de titelheldin uit Jeanne d’Arc, de maagd van Orleans, op de markt gebracht door een uitgeverij met de onverdachte naam Artistiek-Bureau, er een heel speciale manier op na te houden om de gedemoraliseerde Franse troepen nieuw vertrouwen te verschaffen. Even ondeugende als belegen titels als Een weeuwtje van iedereenAlcoofgeheimenen Beestmensch laten al wat minder te raden over.

Andere boeken met onverhuld erotische inhoud werden uitgegeven onder de dekmantel van strijd tegen onzedelijkheid. In 1890 verscheen Ervaringen en onthullingen van een middernachtzendeling te Amsterdam. De middernachtzending voerde actie tegen prostitutie in Nederland. Men probeerde gevallen vrouwen op het rechte pad te brengen en geile huisvaders een bezoek aan het bordeel uit het hoofd te praten. Er werd zelfs gepost bij verdachte huizen, hetgeen niet zelden tot gewelddadige confrontaties aanleiding gaf. Het boek bevat echter geen stichtelijk betoog, maar eerder uitgebreide tips over welke zedeloze mogelijkheden inwoners en bezoekers van de hoofdstad tot hun beschikking stonden. De auteur beschrijft onder andere hoeveel de gemiddelde hoer voor een uurtje rekent en hoe op een avontuurtje beluste vrouwen en mannen het beste met elkaar in contact kunnen treden.

De bundel wordt afgesloten met de afdeling ‘Tegennatuurlijk’ waarin Nop Maas vanzelfsprekend ook Louis Couperus laat opdraven. Dat Couperus homoseksueel was, staat voor iedereen nu vast, zo stelt Maas. Maar in hoeverre waren zijn tijdgenoten zich hiervan bewust? Dat is nog knap lastig te achterhalen, zo blijkt. Natuurlijk zijn er enkele mondelinge overleveringen, maar die zijn veelal van dubieuze oorsprong. Ook recensies geven weinig duidelijkheid, ondanks dat critici soms buitengewoon gebeten op Couperus’ werk reageerden. Volgens Maas krijgen we iets meer zicht op de zaak als we te rade gaan bij de vele satirische uitingen die over hem verschenen. Vooral het weekblad Uiltje heeft zijn pijlen vaak op Couperus gericht. Op de karikaturen die hierin verschenen staat de auteur steevast uitermate nichterig afgebeeld. Weinig verhullend is ook het versje dat Alexander de Haas in het blad liet afdrukken, waarbij veelzeggend alleen de tweede en derde voornaam van de auteur wordt gebruikt:

‘Anne-Marie is stellig
een geniale vent
doch éven ongetwijfeld
een zeeziek decadent.’

Nog bonter maakt de auteur het die op 23 juni 1923 – vlak voor Couperus’ overlijden – een verhaaltje in Uiltje publiceerde, waarin ‘de Meester’ in zijn nieuwe huis in De Steeg tijdens een audiëntie omringd wordt door zwermen als pages verklede jongens: ‘Het lakeitje van 16 jaar had zijn blauw-lakensche livrei-pakje aan. Het gespannen broekje maakte hem slank gelijk den Keizer-knaap uit De Berg van Licht.’ De satiricus laat in zijn stukje Couperus zelfs het loodje leggen, om hem overigens een paar zinnen later weer op wonderbaarlijke wijze te laten ontwaken: ‘Alleen de pages stonden schreiend aan des Meesters voeten. (…) “Kus mij!” sprak hij, “en laat ons het feest vieren van mijn Eeuwige Jeugd” ………………………………………………………………………………… …………………………………………………………’

De puntjes vertellen wat verder niet uitgesproken mag worden. De negentiende eeuw mag dan wat minder nuffig zijn dan wij dachten, geheel in overeenstemming met de literaire mode van die tijd suggereerde men meer dan men hardop uitsprak. Zéker als het om ‘tegennatuurlijke’ seks ging.

(Uit: Arabesken 14 (2006), nr.27, p.61-62.)

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *